Te midden van alle politieke hypes en het steeds terugkerende paniekvoetbal in het onderwijs wordt één wezenlijke vraag, misschien wel de belangrijkste, veel te weinig gesteld: wat maakt een school een goede school? Niet excellent, maar gewoon goed. Goed voor de leerlingen en goed voor de medewerkers.
Politici en bestuurders denken dat zij een antwoord geven op die vraag door resultaten in kaart te brengen en daar op te sturen. Cijferfetisjisme heet dat en het werkt voor geen meter. Een school is niet per se “goed” als de begroting sluitend is en 91,3% van de leerlingen slaagt voor het eindexamen.
Ook onderwijskundigen en -adviseurs hebben een antwoord: zij zoeken vanuit hun theoretische invalshoek het goede van scholen in pedagogisch/didactische concepten, die misschien in ideologisch opzicht lovenswaardig zijn, maar in de praktijk zelden tot volle wasdom komen en als loden last ervaren worden (Studiehuis/Tweede Fase/Het Nieuwe Leren). Betutteling en opdringerige bemoeienis en ook dat werkt niet. Of is er een school te vinden die de utopische uitgangspunten in zijn schoolgids ook echt waarmaakt voor de klas? De vraag stellen is hem beantwoorden lijkt me.
Zowel de politici als de theoretici opereren ver van de werkvloer. Daarom hebben ze de slechte gewoonte om de zaak nodeloos complex te maken met hun cijfertjes en hersenspinsels. Mijn stelling is: hoe minder “zijdelings betrokkenen”, hoe beter. Niet dat ze helemaal niet nodig zijn, maar zorg er in godsnaam wel voor dat de paar dié er zitten ook echt verstand hebben van en hart hebben voor het onderwijs (dus geen type Sander Dekker, om maar iets te noemen).
Om de vraag te beantwoorden, moeten we – eigenlijk heel simpel – terug naar de essentie van onderwijs, die draait om drie elementen: leraar – leerstof – leerling. Voor goed onderwijs moet alles in dienst gesteld worden van die magische driehoek. Een korte verkenning van de drie elementen.
- De leraar. Verantwoordelijk voor de les en het lesprogramma. Aanbieder van de leerstof. Individu met eigen persoonlijkheid, drijfveren en motieven. Onderdeel van een docententeam. Heeft de regie over pedagogiek en didactiek. Volgt en meet de voortgang van de leerling en houdt daarover contact.
- De leerstof. Inhoud is voortdurend onderwerp van maatschappelijke discussie. Moet ingedeeld, behandeld en verwerkt worden. Vormt de brug tussen leraar en leerling. Is in verschillende niveaus verdeeld over allerlei verschillende vakken (in de domeinen alfa, bèta en gamma). Leeft zelf niet, moet door leraar en leerling tot leven gewekt worden.
- De leerling. Individu met eigen persoonlijkheid, drijfveren en motieven. Sterk in ontwikkeling. Onderdeel van een klas. Is degene die uiteindelijk moet leren onder de regie van de leraar. Moet voortgang zichtbaar maken via toetsen, presentaties en andere vormen van verslaglegging.
Een goede school is een school waar de driehoek wordt erkend als de spil waarom alles draait. Door alle professionals in en om de school en door alle ouders. Dat klinkt eenvoudig, maar toch gaat het in werkelijkheid vaak mis op dit basisprincipe. Er zijn dan ook veel risicofactoren die de balans in de driehoek ernstig kunnen verstoren en daarmee de erkenning onder druk zetten, vanuit elke hoek. Ga maar na: als docenten de kwaliteit niet hebben om de regie over hun lessen te voeren (en daar kunnen vele oorzaken voor zijn, structureel en incidenteel), dan is de magie verdwenen; als een leerling de motivatie mist om te leren (ook daar zijn legio redenen voor te bedenken), dan houdt het op; en als de leerstof niet aansluit bij de voorkennis, het niveau of de interesse van de leerling, dan zal het resultaat van de inspanningen zowel de docent als de leerling teleurstellen.
De logische reflex van betrokkenen buiten de driehoek (politici, managers, bestuurders, journalisten, onderwijskundigen, ouders) op een verstoorde balans binnen de driehoek is om te roepen om kortetermijnverbetering. Met lapmiddelen de balans herstellen. Ouders gaan voor bijles voor hun kroost (zomerschool hier, examentraining daar), politici storten zich op proefballonnetjes en ondoordachte investeringen (rekentoets, curriculumwijzigingen richting de 21e eeuw (?)), schoolbestuurders kiezen voor pingpongen met hun personeel via herplaatsingsoverleggen en talent wegkopen bij hun concurrerende besturen en in de media wordt elke hype, elk incident of elk flutonderzoek gepresenteerd als wereldschokkend nieuwsfeit – om zich de volgende dag te storten op een nieuwe luchtbel.
Allemaal inherent aan het referentiekader van waaruit gedacht wordt, maar tegelijk ook geen van allen met oog voor de kern van goed onderwijs. Iedereen moet zich realiseren dat niets of niemand in het leerproces groter of sterker is dan de Driehoek.
Leraren en leerlingen, die moeten het samen doen. Wat iedereen ook mag bewerken, zo simpel is de waarheid. Laten we hun dus alle ruimte geven en stimuleren er met elkaar het beste van te maken. Dan wordt onderwijs vanzelf goed onderwijs.